Gemeentebrief Gemeentebrief
Gebed in de Paas- en Pinkstertijd

Kerkvader Augustinus (354-430) heeft eens een mooi gebed gemaakt waarin hij zegt (een fragment):

Laat heb ik u bemind,
schoonheid zo oud en zo nieuw,
laat heb ik u bemind.

Het staat in zijn boek Belijdenissen, een persoonlijk zoektocht naar God, waarin hij terugkijkt op zijn leven. Hij zet zijn zoektocht in het perspectief zet van Gods liefdevolle omgang met hem en met mensen. Augustinus vertelt hoezeer hij geraakt is door God, door liefde, hij wordt er helemaal door overweldigd. En hij beseft hoezeer hij tekort geschoten is. Maar dat verlamt hem niet, want hij weet zich door God opgetild.

In een mooie bewerking en vertolking door Huub Oosterhuis:

‘Veel te laat heb ik jou lief gekregen
schoonheid wat ben je oud wat ben je nieuw
veel te laat heb ik jou lief gekregen.

Binnen in mij was je, ik was buiten
en ik zocht jou als een ziende blinde
buiten mij, en uitgestort als water
liep ik van jou weg en liep verloren
tussen zoveel schoonheid die niet jij was.’

Het geeft woorden aan de ervaring, dat God soms heel dichtbij kan zijn, en soms veraf lijkt te staan. En dat dat meer zegt over jouzelf, dan over God. Want God klopt aan je deur, en je merkt het niet. En soms breekt God binnen in je leven en wrikt je bevrijdend los.

Door dat gebed heb ik me laten inspireren en heb daarvan een vrije bewerking gemaakt. Ik heb het enkele jaren geleden geschreven. Ook ik kijk daarin terug op eerdere fasen in mijn leven en probeer te verwoorden hoe God dichtbij is gekomen. Ik spreek God aan met ‘Jij’. In het Duits wordt God eveneens aangesproken met ‘Du’. Ook in veel andere Europese talen wordt God getutoyeerd. En in streektalen en dialecten gebeurt dat eveneens. Ook in het Zeeuws. Het is een intieme aanspreekvorm.

Laat heb ik Je lief gekregen,
Aanwezige God, verborgen God.
Laat heb ik Je lief gekregen.

Jij had plaats gemaakt in mijn hart,
maar daar zocht ik Je niet.
Ik zocht naar de zin van alles,
ik probeerde mijzelf te verstaan,
en de mensen en de dingen om mij heen te begrijpen,
maar ik vatte het niet.

Jij was bij me, ik ging mijn eigen weg, aan Jou voorbij.
Ik werd in beslag genomen door zoveel mensen en dingen,
die er overigens niet eens zouden zijn
als zij niet hun oorsprong in U hadden.

Maar Jij gaf niet op.
Jij riep mij, Jij brak door mij doofheid heen.
Ik werd overweldigd door Jouw aanwezigheid, Jouw nabijheid.
Jij gaf mij adem.
Ik ademde Je in.

Jij hebt me geraakt, ik raak niet van Je los.
Maar ik heb Je niet. Nooit.
Jij hebt mij, en ik kan in Jou bewegen,
maar vatten doe ik Je niet.
Als ik je denk Je te begrijpen, ben ik Je kwijt.
Soms verberg Je je, en zoek ik Je tevergeefs.

Soms kan ik geen woorden meer voor Je vinden
en weet ik niets meer.

Jij gaat mijn verstand te boven,
Jij bent groter dan mijn hart,
Jij, die wij met zoveel namen kunnen noemen,
Jij, die zich aan ons toont als Vader, Zoon en Geest,
Jij, die zich aan alle namen onttrekt,
Jij had ons al lang lief, voordat wij Jou lief kregen.

Jij, God, raadselachtig, geheimnisvolle en weergaloze God….

Eeuwout Klootwijk


 
terug